vrijdag 9 september 2011

10 SEPTEMBER 2001


Lieve Allemaal
 
Nadat de hemel even boven mij open lag, ben ik weer terug op aarde en zit nu heel gewoon net als jullie achter de computer. Afgelopen woensdag ben ik geopereerd in het MESOS Overvecht. Een klein ziekenhuis met een mammapoli dat gefuseerd is met een MESOS gelegen op een andere locatie in de stad.

Ik ben in dit ziekenhuis terechtgekomen, omdat ik in het Diaconessenhuis, waar ik altijd voor alles heen ging, een maand moest wachten voor er een mammografie gemaakt kon worden. Wat rondbellen leerde mij dat ik in het grote streekziekenhuis drie maanden moest wachten. In het Academisch Ziekenhuis zat het afsprakenteam te lunchen. En in het MESOS Overvecht, dat ik kende van mijn bezoeken met Aram, mijn oudste zoon, aan een kinderarts, vertelden ze mij dat, als ik er voor vier uur 's middags zou zijn, er direct een mammografie gemaakt kon worden.

Het is voor een patiënt een moeilijke beslissing, maar de overweging dat ik liever in een kleiner - misschien minder geavanceerd - ziekenhuis word geholpen dan dat ik aan kanker overlijd op een wachtlijst bij een goed geoutilleerd ziekenhuis, heeft bij mij de doorslag gegeven. Dus heb ik het Diaconessenhuis gebeld en gezegd dat ze mijn foto's van twee jaar terug op moesten zoeken, omdat ik die nodig had voor de vergelijking. Met een geldig identiteitsbewijs kon ik ze meekrijgen. Fietsend in een tropische hitte heb ik ze opgehaald. Daarna fietste ik naar de andere kant van de stad en legde ze even voor halfvier op de balie van de röntgenafdeling. 

Het personeel was blij en verrast met zo'n zelfbewuste patiënt. Het betekende dat zij de foto's niet meer op hoefden te vragen, nadat ze van mij een schriftelijke verklaring in ontvangst hadden genomen, waarin ik geen bezwaar maak tegen het vervoer van mijn foto's door de stad. (wettelijke regels)
De medewerking was persoonlijk, vriendelijk en de dienstdoende radioloog loodste me binnen de kortste keren langs allerhande bureaucratische rompslomp het spreekuur van een chirurg binnen. Met het gevolg dat ik nu al een operatie achter de rug of borst heb.

Terug naar de operatie. Woensdagmorgen even tegen tien uur ben ik naar het Overvechtziekenhuis gegaan. Aram, nog geen twintig, bracht als een grote zoon zijn moeder weg. 
Aangekomen op de afdeling werden we eerst naar het laboratorium gestuurd. Het lag nog op dezelfde plek waar Aram als klein kind veelvuldig van zijn bloed was beroofd, waarna we altijd iets lekkers gingen drinken en een speeltje kopen. 
Nu was ik, zijn moeder aan de beurt. Daarna moest ik in bed en - zag ik aan zijn gezicht - had hij het wel gezien: 'ga jij maar lekker naar huis, ik zie je vanmiddag wel weer.' Vertelde ik hem. Opgelucht zwaaide hij me nog even vanuit de deuropening toe.

Om elf uur veranderden ze mij op de röntgenafdeling in de vrouw van de terminator. Met een dikke naald stak de radioloog twee lange voelsprieten (ijzerdraden) in mijn borst die zich met weerhaakjes in de tum-oortjes vastbeten. De radioloog beweerde dat borstweefsel geen pijn deed en omdat het alleen maar om de huidverdoving zou gaan kon hij net zo goed gelijk de eigenlijke naald er in steken. Doel hiervan was dat de chirurg de tum-oortjes beter kon vinden. Zoiets als spoorzoekertje spelen. Nou borstweefsel doet wel pijn hoor en ik was blij toen ik 's middags om één uur naar de operatiekamer mocht.

De operatiekamer bleek een zeer koude, ronde en naargeestige ruimte te zijn met gelukkig aardige mensen die mij direct in heerlijk warme moltondekens pakten. Jammer genoeg was de anesthesist niet blij met mij omdat het (een jaar eerder bij een cardioloog geconstateerde) souffle’tje niet nader bekeken was, terwijl ze daar wel opdracht voor had gegeven. Ik begon voor het eerst een beetje angst te voelen. Vroeg me af of ik de blauwe lucht, die me door een raampje in het plafond uitnodigde om nog lang te willen leven, ooit terug zou zien: was dit het allerlaatste wat ik op deze aarde mocht aanschouwen?
 
De anesthesist wenste mij na een God zegen de greep een mooie droom toe en leidde de narcose in. Ook ik gaf me over aan hogere machten, bundelde wat het meest dierbaar was onder mijn armen: mijn kinderen; Aram en David, mijn peetdochter Roos met haar baby Liam en besloot om ter plekke samen met hen op wintersportvakantie te gaan. Al skiënd door sneeuwwitte velden zou ik wel ontdekken of het voor eeuwig zou zijn.

Vanaf kwart over twee was ik op de recovery gestationeerd. Ik zakte steeds weg in een droomloze slaap. Werd af en toe gewekt door komende en gaande patiënten die om de een of andere - mij onbekende - reden heel snel terug geplaatst werden naar hun basisstation. Zusters met rimpels boven hun neus staarden naar mijn vitale gegevens die zich ergens achter het hoofdeinde van mijn bed op een scherm aftekenden. Mijn borst deed pijn in een toenemende mate. 

Rond halfvier sloeg de paniek toe. De pijnbestrijding faalde. Mijn bloeddruk zakte beneden niveau. De behandelende chirurg constateerde een nabloeding en wilde dat ik direct terug gebracht werd naar de operatie kamer. Maar omdat er in dit kleine ziekenhuis 's avonds geen personeel was voor de recovery moest ik per ambulance naar de O.K. van het MESOS West. Helaas liet mijn conditie (onstabiel en in shock) een reis naar een ander deel van de stad niet toe.

Een vreemde gewaarwording om al die mensen (ambulance en recovery personeel) boven en om je heen in de weer te zien met jezelf terwijl je daar amper deel van uitmaakt. Ik vroeg me af of ik misschien ieder moment deze wereld voor een andere zou gaan verruilen, maar bleef tegelijkertijd vreemd kalm. Alle mogelijkheden werden afgecheckt. Één zuster bood aan om te blijven, maar dat was niet genoeg. Een injectie met efedrine stabiliseerde mijn conditie en begeleid door personeel, waarvan één met een injectie efedrine spuitklaar in zijn hand, vervoerden ze mij naar de dependance. 

Het was mijn eerste ervaring met een ziekenauto. Het personeel bood aan, om mij te plezieren, de sirene aan te zetten, maar ik heb dat aanbod afgeslagen. Getraumatiseerd als ik ben door verkeersongelukken, schrik ik zelf altijd erg van dat geluid en vraag me als eerste in paniek af: waar the hell my kids may be?
Na een poosje (netjes stabiel) op de eerste hulp ging ik om halfzeven voor de tweede maal onder narcose. Ik heb nauwelijks herinneringen aan de O.K.. Om acht uur brachten ze me weer per ambulance terug naar het MESOS Overvecht waar mijn bed ongeduldig stond te wachten.
Langzaam begon ik me nu toch zorgen te maken over mijn kids. Hoe hadden die dit allemaal zonder hun moeder doorstaan? Het was ’s avonds negen uur toen ze aan mijn bed verschenen, samen met Roos, die in zichzelf al een verloren Florence Nigtengale begon te ontdekken. Nou wie ze ook is? Een licht heeft ze wel! 
 
De andere dag vertelde de chirurg, dat de operatie ook een verrassing was geweest, want in plaats van twee kleine tumoren bleek er een grote (doorsnee vijf/zes centimeter) tumor verwijderd te zijn waar de beide kleine tumoren allebei deel van uit maakten. Behalve de misselijkheid van de narcose gebeurden er geen rare dingen meer.

Donderdag 13 september worden de hechtingen verwijderd en krijg ik te horen of de tumor goed - of kwaadaardig is. De chirurg geeft mij nog steeds goede hoop. Maar het blijft afwachten met een borst die van blauw naar groen en geel begint te verkleuren. Roos gaat met mij mee om het goede of slechte nieuws op te vangen. Graag allemaal slapen met een duim in jullie mond. En heel veel liefs voor nu, later of eeuwig!

Sagita

Geen opmerkingen:

Een reactie posten